Noaberschap. Van historisch noodverband naar hedendaags bindmiddel
Dit onderzoeksrapport in opdracht van de Provincie Overijssel biedt een diepgaand begrip van de historische ontwikkeling en betekenis van noaberschap. Hoewel er in de Nedersaksische regio veel over noaberschap wordt gesproken, en er een hoop over wordt beweerd, valt er nog veel over te ontdekken. Het toegenomen regionaal maatschappelijk onbehagen, de heropleving van lokale betrokkenheid en kleinschaligheid, de terugtrekkende overheid en decentralisering van overheidstaken dringen aan tot een hernieuwde blik op noaberschap. Dit onderzoek bestudeert het fenomeen noaberschap in Overijssel vanuit historisch en sociaalgeografisch perspectief.
Voor een diepgaand inzicht verwijzen wij naar de inhoud van het volledige rapport.
Noaberschap, van historisch noodverband naar hedendaags bindmiddel
De geschiedenis van noaberschap
Als we kijken naar de lange geschiedenis van noaberschap kunnen we vaststellen dat onderlinge (buren)hulp eeuwenlang een belangrijk onderdeel is geweest van het dagelijks leven en lokaal bestuur in kleine gemeenschappen. Dit gold niet alleen voor Overijssel of het Nedersaksische gebied, maar vermoedelijk voor heel pre-industrieel Europa waar mensen in kleine nederzettingen op elkaar aangewezen waren. Kenmerkend is dat deze hulp grotendeels van onderop is ontstaan, in het geval van Overijssel binnen de context van buurschappen en markegenootschappen. Bewoners van lokale, geïsoleerde gemeenschappen waren van elkaar afhankelijk en dienden met elkaar samen te werken, onder andere voor naastenzorg en het gebruik van gemeenschappelijke gronden, wat noodzakelijk was voor het produceren van voldoende voedsel.
Tegelijkertijd noopte het ontbreken van een geldeconomie en een gebrek aan vaklieden tot onderlinge hulp, zelfs bij persoonlijke aangelegenheden zoals situaties bij geboortes, huwelijken, ziekten en overlijden. In grote lijnen heeft dit sociale systeem op het platteland in het oosten van het land tot ver in de negentiende eeuw bestaan, met soms duidelijke verschillen tussen perioden en tussen plaatsen.
Georganiseerd noaberschap in een participatiesamenleving
Het hedendaagse noaberschap heeft een sterke band met actief burgerschap, en de samenlevingsvorm die daar tegenwoordig bij gedacht wordt, de participatiesamenleving. Daarin ligt de nadruk op meedoen (sociale participatie), niet zozeer op meepraten (politieke participatie). De participatiesamenleving is voornamelijk een doe-democratie. Volgens socioloog Evelien Tonkens betreft het ‘vooral een oproep aan burgers om de handen uit de mouwen te steken: bouw een onderlinge hulp-website, zet een energiecoöperatie op, begin een buurtmoestuin of doe boodschappen voor je zieke buren of je dementerende grootmoeder.’
Georganiseerd noaberschap verwijst naar een gestructureerde vorm van noaberschap waarbij gemeenschappen zich organiseren om elkaar te ondersteunen, sociale banden te versterken en problemen gezamenlijk aan te pakken. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat er formele structuren, zoals buurtcomités of -verenigingen, worden opgezet om activiteiten te coördineren en middelen te mobiliseren voor gemeenschappelijke doelen.
Overheidssturing en gemeenschapskracht
Nieuwe noaberschapsinitiatieven worden door bewoners lokaal opgezet in reactie op maatschappelijke ontwikkelingen. Niet zelden wordt de overheid ervaren als een sta-in-de-weg bij lokale initiatieven, als een tegenwerkende partij die frustreert met stroperige bureaucratische processen en regelgeving in plaats van een meewerkende partij die ruimte geeft voor bewonersinitiatieven om zich te ontplooien. Overheden gaan wel uit van de veerkracht en de energie van de samenleving, en streven naar zogeheten overheidsparticipatie waarbij de overheid de initiatieven van burgers faciliteert, maar het steunen van lokale initiatieven verloopt niet altijd even vlekkeloos.
In lokale initiatieven - ook die noaberschap proberen te bevorderen - bestaat er onder burgers een behoefte aan een overheid die niet alleen in woord steunt en die niet alleen op de regels en verantwoording wijst, maar die (op voorhand) helpt een weg te vinden in de bureaucratie. Wie burgers wil betrekken moet ook denken vanuit hun perspectief, en die burgers hebben uiteenlopende behoeften en kwaliteiten. Als daar onvoldoende rekening mee wordt gehouden zullen er velen afhaken. Bovendien is er vertrouwen nodig, waarbij het helpt dat ambtenaren ook fysiek aanwezig zijn in wijken, dorpen en landelijk gebied.
Bron:
Noaberschap, van historisch noodverband naar hedendaags bindmiddel
Auteurs: Dr. Bram van Vulpen (Universiteit van Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen), Martin van der Linde MA (stichting Overijsselacademie) en prof. dr. Caspar van den Berg (Rijksuniversiteit van Groningen, Universiteit Leiden).
Met medewerking van: Geeke Snijders (stichting Overijsselacademie), Edda Frankot (Universiteit Utrecht) en Toos Lodder, Anetta van der Hulst en Ilona Prins (vrijwilligers Overijsselacademie)
In opdracht van: Provincie Overijssel.